De zonen van de oude koning

DE ZONEN VAN DE OUDE KONING
(J. Verminnen)

REFREIN
Er is de hangklok die tergend tikt, meneer
Er is de kamer waar vader ligt, meneer
Er was de tijd toen moeder er nog was, meneer
en met gebaren al
onze wonden genas, meneer

Nu zitten de zonen rond het bed
elkaar te begluren
in de hoop dat het wachten op de dood
niet te lang meer zal duren
met een gloed in hun ogen, alsof de een de ander
nu al heeft bedrogen
nu  al heeft belogen
Nu dromen de zonen
broze geld papieren dromen
terwijl ze tellen en tellen,
zij verslaan ze door hun hoofden
Met een gloed in hun ogen alsof de een de ander
nu al heeft bedrogen
nu al heeft belogen

Nu vergeten de zonen iedere dag, ieder uur
dat ze hun handen warmden aan een en hetzelfde vuur
zonder gloed in hun ogen, alsof de een de ander
toen al had bedrogen
toen al had belogen
Nu ligt tussen zijn zonen de stokoude koning
vloekend in zichzelf om de
potsierlijkheid van de vertoning
Met een gloed in zijn ogen, omdat hij weet
datzehemreedslanghebben bedrogen
reedslanghebben belogen

Maar er is de hangklok die tergend tikt, meneer
Er is nog de kamer waar vader ligt, meneer
Er was de tijd toen moeder er nog was, meneer
en met gebaren alonzewonden genas, meneer
maar die tijd komt nooit meer weer

Afbeeldingen